Raad voor de Journalistiek wordt minder ‘juridisch’
De Raad voor de Journalistiek behandelt geen klachten meer van partijen, die ook naar de rechter stappen. Het bestuur, waarin vrijwel alle media zijn vertegenwoordigd, wil daarmee voorkomen dat de Raad gebruikt wordt als een ‘voorportaal’ van de rechtbank.
De Raad voert deze en andere maatregelen per 1 januari 2024 door. Zij zijn mede bedoeld als antwoord op de zorg van media dat de Raad vaker een podium wordt voor juridische tweestrijd.
Het staat iedereen uiteraard vrij om naar de rechter te gaan, maar wie wil dat de Raad voor de Journalistiek zijn klacht beoordeelt, stemt ermee in dat hij afziet van juridische stappen omtrent dezelfde publicatie. De ervaring in onder andere Canada en Finland leert dat partijen zich aan zo’n toezegging houden.
De Raad stelt ook beperkingen aan de omvang van klaagschriften om te voorkomen dat de klachtbehandeling nodeloos complex wordt. Klagers en verweerders kunnen zich laten bijstaan door juristen, maar tijdens de zitting is het de bedoeling dat zij in beginsel zoveel mogelijk zelf het woord voeren.
Per 1 januari kunnen partijen ook op meer gronden verzoeken om herziening van een uitspraak. Zo is een nieuwe beoordeling mogelijk als klagers of verweerders aannemelijk maken dat de Raad zich te weinig gelegen heeft laten liggen aan eerdere uitspraken in vergelijkbare zaken. Herziening is ook mogelijk als het gaat om een journalistieke gedraging waarover de Raad zich juist niet eerder heeft uitgesproken en waarbij een nieuwe beoordeling van principieel belang is.
Tenslotte wordt van media verwacht dat zij ruimhartiger gehoor geven aan een oproep van de Raad om een uitspraak tegen hen te publiceren. Indien zij daarin volgens de klager tekortschieten, kan hij daarover een nieuwe klacht indienen.
Kritiek
Genoemde maatregelen zijn tot stand gekomen na overleg met verschillende journalisten en mediaorganisaties. Een aanleiding was het besluit van BNNVARA, drie jaar geleden, om de samenwerking met de Raad op te schorten uit ongenoegen over een uitspraak tegen het journalistieke onderzoeksprogramma Zembla. Hoewel de Raad geen reden ziet daarop terug te komen, heeft hij de algemene kritiek van de omroep, dat de Raad ‘te vaak gebruikt wordt om juridische geschillen uit te vechten’, serieus willen nemen.
De Raad ziet ook bij de behandeling van klachten een toenemende ‘juridisering’. Het aantal zaken is al jaren vrij stabiel, maar meer klagers laten zich bijstaan door juristen, met als gevolg dat ook meer media dat doen. Er komen vaker omvangrijke en complexe dossiers ter tafel. De hoorzittingen krijgen daardoor een formeler karakter dan beoogd.
Juridische druk kan ook afbreuk doen aan de laagdrempeligheid. Klachtbehandeling door de Raad is gratis, maar partijen kunnen veronderstellen dat zij meer kans van slagen hebben met (kostbare) juridische bijstand.
De Raad hecht aan een duidelijk onderscheid met de rechtspraak. Media hebben de Raad in 1960 opgericht als een vorm van zelfregulering waaraan zij zelf vrijwillig meewerken. Klagers, die menen door een publicatie te zijn benadeeld en er met de hoofdredactie niet uitkomen, kunnen een klacht indienen. Na het horen van beide partijen, komt een commissie (twee journalisten, een deskundige, een burger en een jurist als voorzitter) tot een oordeel op basis van algemene normen over journalistieke zorgvuldigheid. Als de klacht gegrond is, verzoekt de Raad het betrokken medium dat aan zijn publiek te melden. De Raad publiceert zelf alle uitspraken maar heeft verder geen machtsmiddelen.
Een rechter beoordeelt de rechtmatigheid van publicaties, waarbij hij verschillende grondrechten afweegt. Hij kan sancties als een rectificatie of een schadevergoeding opleggen. De kosten van een juridische procedure kunnen hoog zijn.
Hoe groot de verschillen ook zijn, rechters zeggen uitspraken van de Raad wel mee te wegen in hun vonnissen. Voor klagers kan dat reden zijn eerst een klacht in te dienen bij de Raad.
Zij kunnen een voor hen gunstige uitspraak van de Raad ook gebruiken om druk uit te oefenen op redacties door te dreigen met juridische vervolgstappen als zij niet alsnog te bewegen zijn tot een schadevergoeding of rectificatie.
De Raad voor de Journalistiek vindt dat strijdig met aard en opzet van zijn klachtbehandeling.
De genoemde maatregelen gelden voor een proefperiode van twee jaar.